Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Uitspraak



98/4677 WUV

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,

en

de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

Onder dagtekening 27 mei 1998, kenmerk A 78816/ BZ 36337/98/478, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945.

Namens eiseres is tegen dit besluit beroep ingesteld door mr. E. Unger, advocaat te Amsterdam, als gemachtigde. In een aanvullend beroepschrift met bijlagen heeft deze gemachtigde aangegeven waarom eiseres zich niet met het bestreden besluit kan verenigen. Bij schrijven van 27 september 2001 zijn vanwege eiseres nadere stukken in het geding gebracht.

Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

Het geding is behandeld ter zitting op 11 oktober 2001. Aldaar is eiseres in persoon verschenen, bijgestaan door mr. E. Unger voornoemd als haar raadsvrouwe. Verweerster heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door J.A. Groeneveld, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.

II. MOTIVERING

Eiseres, geboren in 1938 in het voormalig Nederlands-Indië, is op door haar gedane aanvraag bij besluit d.d. 1 december 1997 erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, hierna: de Wet. Bij genoemd besluit is aan eiseres met ingang van 1 januari 1997 een periodieke uitkering toegekend alsmede een vergoeding van onder meer de ongedekte medische kosten verbonden aan de door de behandelend geneesheer voorgeschreven medische behandeling en medicijnen verband houdende met of voortvloeiende uit de bij eiseres aanwezige met de vervolging in verband staande psychische klachten. In april 1997 heeft eiseres zich door middel van een schrijven van C. van Drongelen, als maatschappelijk werkster verbonden aan de Vereniging Kinderen uit de Japanse Bezetting en de Bersiap 1941-1949, tot verweerster gewend met een vervolgaanvraag strekkende tot vergoeding van vervoer in verband met door haar te volgen psychotherapie alsmede vergoeding van de ingevolge haar ziektekostenverzekering, vanwege een daaraan verbonden extra eigen risico, voor eigen rekening blijvende kosten van f. 1000,- wegens te verwachten medische kosten op fysiek en psychisch gebied.

Bij besluit van 12 februari 1998 heeft verweerster aan eiseres een vergoeding toegekend van de kosten verbonden aan vervoer per auto, taxi dan wel openbaar vervoer binnen een straal van 30 km van de woonplaats, indien dit vervoer in verband met een medische behandeling of een medisch consult met betrekking tot psychische klachten en psychotherapie noodzakelijk is. De door eiseres gevraagde voorziening ter zake van ongedekte medische kosten heeft verweerster afgewezen voor zover de kosten betrekking hebben op de bij eiseres bestaande rugklachten en knieklachten, ten aanzien van welke klachten verweerster geen verband met de vervolging heeft aanvaard. Een door eiseres gemaakt bezwaar heeft verweerster bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard.

Het beroep van eiseres is gericht tegen de aan de toekenning van, kort gezegd, medisch vervoer verbonden beperking tot een straal van 30 km van haar woonplaats en voorts tegen de weigering van verweerster haar ongedekte medische kosten integraal te vergoeden.

De Raad overweegt met betrekking tot de door verweerster aan de toekenning van medisch vervoer verbonden afstandsbeperking als volgt.

In geding is een aan de toekenning van medisch vervoer door verweerster in het algemeen verbonden beperking, die haar ratio vindt in de omstandigheid dat het in zijn algemeenheid mogelijk moet zijn om binnen de door verweerster gehanteerde straal van 30 km van de woonplaats van de betrokkene een gekwalificeerde therapeut te vinden. Een dergelijke aan de onderwerpelijke voorziening te verbinden algemene voorwaarde heeft de Raad steeds aanvaardbaar geacht. Ook in het geval van eiseres oordeelt de Raad voornoemde beperking niet onredelijk. Eiseres is tot haar beroep gekomen omdat zij op voorhand de vrijheid wil hebben ook buiten een straal van 30 km van haar woonplaats te zoeken naar een voor haar geschikte therapeut. De omstandigheden ten tijde hier van belang geven echter niet aan dat zij toen verkeerde in de situatie dat een voor haar geschikte therapeut binnen de aangegeven straal niet beschikbaar was.

Met betrekking tot verweersters weigering aan eiseres de ingevolge haar ziektekostenverzekering vanwege het daaraan verbonden extra eigen risico te haren laste komende ziektekosten integraal te vergoeden, overweegt de Raad het volgende. Voor zover kosten gemaakt in verband met behandeling van bij eiseres bestaande psychische klachten, waarvan verweerster een verband met de vervolging heeft aanvaard, niet worden vergoed ingevolge de door eiseres tot stand gebrachte ziektekostenverzekering, komen deze kosten ingevolge voornoemd besluit van 1 december 1997 op grond van de Wet voor vergoeding in aanmerking. Een dergelijke vergoedingsregeling in combinatie met een deugdelijke ziektekostenverzekering bewerkstelligt naar het oordeel van de Raad dat geen kosten in verband met een reguliere behandeling van de bij eiseres bestaande met de vervolging samenhangende psychische klachten ongedekt blijven. Het door verweerster in dit kader gehanteerde uitgangspunt dat bij een deugdelijke ziektekostenverzekering geen hoger eigen risico van specialistische hulp past dan een bedrag van maximaal f 750,-- of ter hoogste 20% van de kosten, acht de Raad alleszins aanvaardbaar.

In aanmerking genomen dat het eiseres blijkens de voorhanden gegevens vrijstond het aan haar ziektekostenverzekering verbonden extra eigen risico te verminderen, zijn in dit geval geen bijzondere omstandigheden aanwezig die verweerster tot een andere opstelling hadden moeten brengen.

Naar het oordeel van de Raad heeft verweerster derhalve op goede gronden geweigerd de binnen het eigen risico van de door eiseres afgesloten ziektekostenverzekering vallende kosten integraal te vergoeden.

De Raad voegt daaraan nog het volgende toe. Naar de Raad uit de gedingstukken en het behandelde ter zitting is gebleken, heeft eiseres met haar aanvraag in wezen beoogd om, via een omweg, vergoeding te krijgen van kosten verbonden aan alternatieve geneeswijzen en medicijnen, die op grond van haar ziektekostenverzekering niet voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien het bestreden besluit niet handelt over alternatieve geneeswijzen en, gezien de inhoud van de onderhavige aanvraag, niet daarover behoefde te handelen, kan ook de Raad daarover echter geen oordeel geven.

Het vorenstaande betekent dat het beroep van eiseres ongegrond verklaard moet worden.

De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en beslist als volgt.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens als voorzitter en mr. H.R. Geerling-Brouwer en mr. G.J.H. Doornewaard als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 november 2001.

(get.) G.L.M.J. Stevens.

(get.) J.P. Schieveen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature